Het Gildekorps bestaat dit jaar 65 jaar. Een goede reden om het dit jaar flink in de schijnwerpers te zetten. De mannen en, sinds kort, vrouwen in de blauwrode kostuums vormen immers het uithangbord van het Gilde. Maar wat weet u nou eigenlijk van dat korps? En weten ook al die nieuwe leden hoe de vork in de steel zit bij dit belangrijkste orgaan van het Gilde? Daarom verschijnt er de komende tijd een serie over het hoe en wat van het Gildekorps. Vandaag deel 2: “Een stukje historie”
Een stukje historie
Tweede Pinksterdag 1960 markeert het begin van een nieuw tijdperk voor het Gilde. Op die dag werd voor er voor het eerst een gildedag met koningsschieten georganiseerd en ontstond het Gildekorps zoals wij dat nu kennen. Hoe ging dat eigenlijk in die tijd? De Digipraot zocht het voor u uit.
De historie van ons gilde gaat terug tot de 14e eeuw. Het Groot Gaesbeeker Gilde of Sint Aechten Schuttersgilde is ontstaan als schutterij ter verdediging van de bezittingen van de inwoners van Soest. De schutters met hun bogen lieten zich ondersteunen door gildeleden met het vaandel, trommen en mogelijk ook blaasinstrumenten. Later mocht het gilde ook rechtspreken, bij monde van de ouderman – de oudste en wijste man van het dorp. Er was waarschijnlijk nog geen sprake van een georganiseerde groep zoals het gildekorps tegenwoordig is.
In documenten uit die tijd zijn gebruiken vastgelegd rondom onder meer het koningsschieten, het installeren van gildebroeders, het aanwijzen van de nieuwe ouderman en het teren. Dit teren was een belangrijk onderdeel; de gildeleden deelden door het teren mee in de opbrengsten uit de landerijen van het gilde. Op de website van het gilde kunt u veel mooie informatie over de historie vinden. Ook zijn daar een aantal van de historische documenten in te zien.
In 1927 werd er voor het laatst geteerd en het gilde verscheen in 1929 voor het laatst in het openbaar. Er vonden nadien nog wel bestuursvergaderingen plaats en de leden kregen in teerjaren een uitkering, maar activiteiten werden schaars. Het gilde kreeg een slapend bestaan.
Heropleving van het Gilde
In 1958 werd het bestuur op het matje geroepen, het werd beticht van wanbeleid. De leden hadden het idee dat er met het teergeld werd gesjoemeld. Het zittende bestuur stapte op en er werd een nieuw bestuur gekozen, onder leiding van ouderman Wim Schimmel. Het gilde werd nieuw leven ingeblazen. Dit is het begin van een nieuw tijdperk.
Er zijn weinigen die meer over het gilde kunnen vertellen dan oudgediende Fred Engberink. Maar liefst vijftig jaar heeft hij zich voor het gilde ingezet en hij bezit een goudmijn aan kennis. Die kennis deelt hij graag. “In 1959 vierde burgemeester Baron Bentink zijn 12,5-jarig jubileum met een defilé langs het gemeentehuis van alle verenigingen in Soest. Het Gilde wilde niet achterblijven, maar ze hadden niks. Ze hadden geen kleding, geen speciale attributen, maar ze hadden wel een vaandel, dat lag opgeslagen op zolder bij penningmeester Butselaar. Dat doek had daar jaren gelegen. Dus toen ze het doek wilden openvouwen, viel het ding uit elkaar. Ze hebben het heel voorzichtig opengevouwen en een schilder in Soest heeft het vaandel op doek nageschilderd. Dit was het eerste vaandel en dat is jarenlang gebruikt. Het hangt nu nog in Museum Soest.”
“De eerste keer dat er echt een gildekorps op de weg kwam, was Tweede Pinksterdag 1960. Er was een nieuw bestuur. Zij wilden als gilde naar buiten treden, zich aan de Soester bevolking laten zien; we zijn tenslotte de oudste vereniging. Toen hebben ze besloten het koningsschieten in ere te herstellen. In de historie is trouwens niks bekend over wanneer dat koningsschieten wel of niet gehouden is, maar het staat wel in de charter, onze statuten. Er werd kleding gehuurd en er werden bekende gildeleden uit de kring van Wim Schimmel bij elkaar gescharreld. Zij werden in de gehuurde pakjes gestoken. Toen hebben ze wat gildes uit de Gelderse schutterij uitgenodigd en werd er een hele optocht gehouden.” En zo werd die eerste gildedag op Tweede Pinksterdag 1960 de eerste koning bekend: Helmus Kok, de melkboer. Een nieuwe traditie was geboren.
Het Gildekorps krijgt vorm
Het koningsschieten was dan wel in ere hersteld, maar veel meer dan dat was het nog niet. Ook daar kwam verandering in. Engberink: “Voor zo’n gildedag werd er een schutterijkorps ingehuurd voor de muziek. Bertus van Dorresteijn en Jan van de Breemer deden het vendelzwaaien. Ze liepen in een soort witte lange gymnastiekbroek, een gewoon overhemdje, met een baret en gymschoenen, en dat was het. Eigenlijk zoals de leden van Gelderse schutterij ook gekleed zijn.” Uiteindelijk besloot men zich aan te sluiten bij het Brabantse Land van Cuijk.
Echte eigen kostuums liet het gilde maken in 1967. Engberink: “Het kledingbedrijf had bepaalde modellen waar je uit kon kiezen. Het kostuum dat ze kozen was een beetje gebaseerd op een admiraalsuniform. Het had niks met schutterij te maken, maar men vond dat een leuk kostuum.” De keuze voor de kleuren rood en blauw heeft een historische achtergrond, weet Engberink: “In het verre verleden had je geen lidmaatschapskaart of -pasje. Je kon je lidmaatschap van het gilde tonen door een kovel te laten zien. Dat is een soort kraagmuts die ze bij het gilde droegen in die tijd. De kleuren van de kovels waren rood, blauw of groen. Zodoende is er gekozen voor rood en blauw voor het uniform.” En zo presenteerde het gildekorps zich in 1967 voor het eerst officieel in hun nieuwe vorm aan het Soester volk.
In de loop der tijd kreeg het Gildekorps steeds meer vorm. Men ging zich verdiepen in het verleden, om te leren over hoe gilden vroeger waren. En men deed inspiratie op bij andere gilden. Engberink: “We hebben het gildekorps geleidelijk stapje bij stapje verder uitgebouwd. We zagen in Brabant dat er gildes waren met schutters, dus toen werd besloten: wij nemen ook schutters. Op enig moment vonden de schutters het niet zo leuk om met zo’n geweer te lopen, toen hebben ze kruisbogen gemaakt.” Ook de hofhouding is in de loop der tijd uitgebreid. “We gingen in 1975 voor het eerst naar Soest in Duitsland. Daar zagen we een koning en een koningin met een hofhouding zo prachtig en mooi, het was een hele show. Terwijl wij toen alleen een koning en een koningin hadden. Dus na ons bezoek aan Duitsland kwamen er ook hofdames.”
In de volgende DigiProat lees je de rest van het interview.