Vervolg interview met Fred Engberink.
Het Gildekorps krijgt aanzien
In de beginjaren was het gildekorps nog klein en werd er nog niet veel gerepeteerd. Engberink: “Ze hadden een militair, dhr. Kamminga, die gaf les aan een stuk of vier, vijf tamboers en drie hoornblazers. En dan was er nog een clubje van een stuk of vijf vendeliers.” De komst van Engberink in 1973 als commandant bracht verandering. Engberink kwam uit de gymnastiekwereld en werd geschikt geacht om de club te leren marcheren en discipline bij te brengen. “Ik heb ingevoerd dat ze het hele jaar door elke week oefenen. En uiteindelijk heeft dat ook resultaat gehad; zowel muzikaal als de presentatie van de hele groep.”
Langzaam maar zeker groeide het Gildekorps, en ook het Gilde zelf werd steeds groter. Hoewel dat niet vanzelf ging, vertelt Engberink. “In 1973 was het koningschieten in principe maar één dag; schieten bij de Schans. Daarna ging iedereen naar huis en ’s avonds was het dansavond. Maar in die tijd zat daar op zo’n avond alleen het bestuur, het koningspaar en dan nog een handjevol leden en een bandje. Verder was er helemaal niks. Dat is allemaal heel geleidelijk gegroeid. In 1975 kregen we beschikking over de Blaak aan de Ferdinand Huijcklaan. Toen zijn we de feesten steeds een dagje meer gaan houden. Het heeft ontzettend veel moeite gekost om de zaterdag gevuld te krijgen. Het was af en toe echt droevig, dan kwam er geen mens op af. Om het Gilde te promoten, ging het korps in de week voorafgaand aan de feesten in verschillende delen op een avond door wijken marcheren. Ze gaven een showtje in de wijk en gaven toen iedereen een stapel boekjes in de handen.”
En zo werd het Gilde beetje bij beetje tot wat het nu is, met gildefeesten die elk jaar weer strak uitverkocht zijn. Wat is eigenlijk het verschil tussen het Gilde en het gildekorps? Engberink: “Wij praten over een gildekorps. Maar er is geen enkel gilde in Nederland met een gildekorps. Want als in Brabant het Gilde op straat komt, dan zie je het héle gilde lopen. Alle leden. Als je bij een gilde in Brabant 25 mensen ziet lopen, dan weet je: het Gilde is niet groter dan 25 mensen. Maar wij hebben er bijna 1000. Die kun je niet allemaal uniformeren en ook niet allemaal meenemen. Vandaar dat wij als gilde een gildekorps hebben, dat het Gilde op gildedagen vertegenwoordigt. Dat is eigenlijk heel apart. Langzamerhand is het korps gegroeid tot een man of 60. Maar dat is alleen maar een representatie van het Gilde van Soest.”
Is het dan niet vreemd dat leden van het Gildekorps, dat het Soester Gilde representeert, geen gildelid hoeven te zijn? “Dat is gekomen”, vertelt Engberink, “omdat het eerder heel moeilijk was om mensen te krijgen voor het korps. Er waren in de beginjaren verschillende mensen die zeiden: maar je denkt toch niet dat wij in zo’n apenpakkie gaan lopen. Daarom ook heeft het bestuur nog heel lang, tot 1990, niet in een gildepak gelopen, maar in een jacquet.”
Hoe anders is dat nu: korpsleden dragen hun gildepakken met trots. Engberink: “Ik kan me nog heel goed herinneren dat bij binnenkomst in de gildetent de jonge jongens van het korps niet wisten hoe gauw ze het pak uit moesten doen. Ze werden er gewoon op aangekeken. Je moest de leden echt wel werven toen. Maar nu zijn er een heleboel mensen – en dat is echt gegroeid in de loop der jaren – die graag in het Gildepak lopen. Die vinden het een eer om bij het Gilde te mogen zijn.”
Die eer is niet onterecht. Engberink: “Wij zijn het grootste gilde van heel Europa. Er is geen gilde dat meer dan 1000 leden heeft. En ik heb wel andere tijden gekend. Het was vroeger echt stuivertje voor stuivertje. In de beginjaren werden er elke zaterdag kranteninzamelingsacties gehouden om de kleding te kunnen betalen. En de kragen werden in de beginjaren handgemaakt, door de dames.”
Hoe verklaart Engberink het succes van het Soester Gilde? “Ik denk de continuïteit. Door er elke week mee bezig te zijn, en door instructeurs die verstand van zaken hebben. Dat brengt het niveau omhoog en dat geeft ook plezier. Je valt daardoor in de prijzen. En andere gildekorpsen zijn langzamerhand jaloers op het Soester Gilde. Wij worden gezien als het rijkste gilde van Nederland. ‘Bij het Gilde van Soest kan alles’, zeggen ze in Brabant. En in zekere zin is dat de laatste jaren best wel waar. We mogen trots zijn op ons gilde.”